Zeeland en de uitnodiging om langer te kijken.
Maart 2020. Corona begint. Iedereen moet binnenblijven en alleen een enkeling is nog buiten. Op dat moment komt Zeeland op het pad van de fotograaf Jeroen Hofman. Een lege provincie. Tegelijkertijd esthetisch en hard. Hij gaat kijken en huurt er opeenvolgend wat huisjes in de drassige provincie, steeds opnieuw op andere plekken. Hij volgt
een landschap dat langzaam en haast ongemerkt ontwaakt uit de pandemie. Ondertussen komt de weerbarstigheid van het landschap steeds dieper bij hem binnen. Een moeilijk landschap. Weids, leeg, onaangetast met steeds op de achtergrond een vorm van bebouwing. Vaag of scherp afgetekend. De Zeelandbrug, rokende industrie, windmolens,
Neeltje Jans en krasse kerken uit andere tijden. Een landschap met natuur en toerisme op gepaste afstand van elkaar, maar innig verstrengeld. En met overal het water dat tussendoor meandert.
De fotograaf komt steeds weer terug en daalt steeds dieper in het vlakke landschap door er als een biddende roofvogel boven te hangen. Het wederkerende maakt de fotograaf, vindt hij. Hij gaat steeds scherper de kleine verschillen zien tussen mist en een grijze lucht, tussen voorjaar en zomer en tussen frisse westerwind en winterse
vrieskou. Hij schift het tijdelijke drama in een wolkenpartij van het tijdloze dat hij eigenlijk wil vangen. Zoals Ruisdael een lichtinval koos, Konink een lakenveld en Vermeer een hogere positie die eigenlijk niet kan. Dat alles in een compositie die zo moest zijn zoals bij Mondriaan. Hofman wacht, hoog in een hoogwerker, tot dat ene gebeurt.
En in zijn ooghoeken doemt het op naast het Verdronken Land van Saeftinghe met in de verte de kerncentrale van Doel, de havens van Antwerpen en de Schelde. Het zijn beelden die bijna bewegen en net niet stilstaan. Hofman vangt Zeeland in fotografie en film. In kleuren die staan als een monument, maar ook langzaam bewegen als een
processie.
Alles is in Zeeland uitvergroot. De mensen zijn er trots en een beetje stuurs. De wind en regen zijn er harder en de tegenstellingen zijn groter. In landschappen met rust aan de randen en industrie in het midden. Met luierende en kuierende toeristen op de eindeloze stranden en met ver in de horizon de wolken van de industrie, het ritmisch draaien van witte wieken en steeds de laatste flarden echte natuur. Een realiteit die eeuwenlang is verbonden met de vochtige klei en met een droom over wat er achter de horizon allemaal gebeurt. Zeeland wil het allemaal. Veel gasten, een ronkende industrie, een sprekende geschiedenis en een onaangeraakte natuur. Zeeland moet iets, anders verzuipt
het. Het is een provincie die strijdt voor zijn bestaan, die ondergaat en weer bovenkomt. Mét en tégen de zee en ook met en tegen de Duitsers, de Hollanders en – nog voelbaar - ook een wrede Spaanse koning.
Jeroen Hofman zoekt naar het moment waar de klik van een camera een eeuwigheid vangt, naar een balans die er maar even is en dan voor eeuwig is gevangen. Hij wacht tot eindelijk gebeurt wat hij van tevoren heeft bedacht. Het is tapestry, een abstractie met de mens als stoffage, om een abstractie een maat te geven. Het is het drama voorbij, opgewacht tot het er eindelijk is. Gevangen in licht en een lucht die bijna niks meer is, maar ondertussen staat als een huis. In een beeld gevangen om mee te leven en om in opgenomen te worden. In een gevoel dat beklijft en niet
alleen hoort bij was eenmalig indruk maakte. Met een meeuw, een wolk of een wandelaar die op hun plek zijn gekomen. Het is bijna niet echt, maar ook hyper reëel. De rust en de tijd die door de fotograaf neemt, geeft de beschouwer de tijd en de ruimte. Het is een voortdurende uitnodiging om langer te kijken en nog een keer te kijken.
In een kijkdoos waarin je verdwijnt.